Prehistorische IJzerproductie

IJzer is een van de meest voorkomende stoffen in de bodem. Vrijwel overal ter wereld is het in de vorm van

ijzererts te vinden, zo ook in Nederland. De ontdekking om deze erts te verwerken tot een hard en toch smeedbaar metaal was erg belangrijk. Zo belangrijk zelfs dat er een prehistorische periode naar dit metaal is vernoemd: de ijzertijd. Vanaf de 6e eeuw v.Chr duiken er steeds meer ijzeren voorwerpen op in Nederland. Maar hoe en waarmee maakte mensen dit eerste ijzer?

Voor het maken van ijzer zijn een aantal dingen nodig: ijzererts, een oven, brandstof (in de vorm van houtskool) en een hoge temperatuur. Het moet namelijk wel 1200°C worden in de oven om van de ijzererts puur ijzer te kunnen maken. Een normaal kampvuur wordt maar rond de 600°C.
Deze hogere temperaturen kun je in een ijzeroven wel bereiken door extra lucht in de oven te blazen, dit deed men vroeger met blaasbalgen.

In de middeleeuwen werden grote ovens gebruikt waar je maar net bij de bovenkant kon om ze bij te vullen. Ze konden deze ovens tientallen keren gebruiken. Maar dit soort ovens had men niet in der ijzertijd. En toch hadden mensen in de ijzertijd wel ijzeren voorwerpen. Wat voor soort ovens werden er dan in de ijzertijd gebruikt? En hoe vaak konden ze die ovens gebruiken?

Studenten archeologie van de universiteit van Groningen hebben dit onder leiding van de Werkgroep Experimentele Archeologie Groningen (WEAG) onderzocht. Zij hebben gekeken naar de simpelste vorm voor een ijzeroven, een kuil in de grond die bekleed is met klei. Ze hebben ook een luchtpijp van klei gemaakt en deze schuin ingegraven in de wand van de kuil om hier de blaasbalgen op aan te sluiten. Een paar uur stoken en ruim 20 kg houtskool verder is het ze gelukt om in deze simpele kuilovens ijzer te produceren! Helaas zijn de wanden wel gebarsten en lijken de kuilovens slechts voor eenmalig gebruik te zijn. De kuiloventjes, een grotere en een kleinere, zijn hier nu nog in de grond te zien.

De studenten willen deze kuiloventjes hier laten staan zodat ze op een natuurlijke manier kunnen vergaan. Ze houden dan in de gaten wat er na een paar jaar van de kuiloventjes over blijft. Deze overblijfselen kunnen ze

dan vergelijken met archeologisch gevonden kuilen uit de ijzertijd. Zo kunnen ze kijken of mensen in de ijzertijd ook op deze manier hun ijzer hebben gemaakt.